Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

NGV met stricte interpretatie en bewijskrachtige PV behoudens tegenbewijs



De gecoördineerde GVU-wet van 14 juli 1994 is een bijna monsterlijke tekst die onophoudelijk veranderingen ondergaat en onbegrijpelijk is geworden voor iemand die niet zowel over een juridische geest alsook over concrete ervaring beschkt in zijn toepassing.

Dit komt erop neer te zeggen, dat het aantal ingewijden – de agenten van de DGEC niet meegerekend – beperkt is…

De Nomenclatuur (NGV) – of beter gezegd de manier om haar te interpreteren – bevindt zich vaak aan de antipoden van de intellectuele redenering van een gezondheidswerker op het werkterrein voor wie de patiënt centraal staat – en in sommige gevallen zelfs het leven van deze laatste. Vooral omdat de NGV van publieke orde is en dus strikt geïnterpreteerd dient te worden en niet analoog of teleologisch !

Daarom is, indien een gebitsprothese volgens de NGV in zes fasen moet gerealiseerd worden, geen enkele analoge redenering (bijv. een gelijkaardige prothese kan in vijf fasen vervaardigd worden) of teleologische (bijv. hetzelfde eindresultaat is evengoed bereikt in vijf fasen) toelaatbaar.

Een andere eigenschap van deze administratieve procedures is de omkering van de bewijslast die gehanteerd wordt in dien mate dat de bijzondere bewijskracht van het PV progressief « glijdt » van zuiver materiële vaststellingen persoonlijk gemaakt door de geneesheer-inspecteur van de DGEC naar zo ongeveer alles wat vervat is in het vernoemde PV.

Dit fenomeen wordt terecht afgekeurd door talrijke bemiddelaars maar zonder dat ze werkelijk de nagel op de kop weten te slaan : het juridisch probleem is niet dat de materiële vaststellingen van een wettelijk vermoeden genieten (gelukkig weerlegbaar…) – hetgeen trouwens het geval is voor andere processen-verbaal, bijvoorbeeld in het verkeer !

Het probleem echter is dat de rechtscolleges van het RIZIV bijzondere bewijskracht toekennen aan alles wat het PV van de geneesheer-inspecteur beïnhoudt : zijn hypothesen geformuleerd op een affirmatieve toon, zijn redeneringen, enz.

En de bevordering van de leidend-ambtenaar van de DGEC, Dr Bernard HEPP, in de rang van een rechtscollege werkt met zekerheid versnellend op dit fenomeen…

Of nog, de verklaringen van patiënten (zelfs zeer bejaarde…) aan een inspecteur van de DGEC worden naar voor gebracht als evangeliën : tot op een punt dat als een zorgverstrekker namens zijn verdediging een aantal schriftelijke verklaringen van patiënten weet voor te leggen, die de verklaringen die ze eerder aan de inspecteur zouden hebben afgelegd tegenspreken – de leidend-ambtenaar eigendunkelijk – laatstgenoemde bevoorrecht !

Download (en zie pagina 13) : 20071217N08NL.pdf