Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Sinds 1 maart 2013 verplichte voorheffing op erelonen van niet-gedomicileerde beoefenaars van een vrij beroep

26/07/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

De verschillende dubbelbelastingovereenkomsten die België heeft met het merendeel van de landen – maar niet alle – bevatten een beschikking in de zin van :

Artikel 14 vrije beroepen

§1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder voor het verrichten van zijn werkzaamheden in de andere Staat een geregeld tot zijn beschikking staande vaste basis heeft. Indien hij een dergelijke vaste basis heeft, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover die kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke door middel van die vaste basis worden uitgeoefend.

§2. De uitdrukking ,vrij beroep’ omvat met name […] de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Concreet betekent dit dat een geneesheer of tandarts die gedomicilieerd is in Portugal of het Groothertogdom Luxemburg – landen waarmee België een dubbelbelastingovereenkomst ondertekend heeft -, maar die een deel van zijn zakencijfer op « gewoonlijke » wijze in België realiseert en beschikt over een « vaste basis » (een geneeskundige of tandheelkundige praktijk en een RIZIV nummer) in België belast wordt op zijn inkomsten van Belgische oorsprong.

Dat is niet nieuw en het is logisch : het is de toepassing van art. 227* en 228 van de WIB 92.

Maar er is nog veel recenter dan dat !

Het nieuwe artikel 87, 5°, f) KBWIB/92** tot uitvoering van de wet van 13 december 2012 met daarin fiscale en financiële richtlijnen, legt aan de hierboven vermelde inkomsten bedrijfsvoorheffing op aan de bron, en dat met ingang van 1 maart 2013.

Bijlage III van het KBWIB/92 legt de inhouding vast op 33%, maar na aftrek van een forfait voor kosten ten belope van 50%.

Het bedrag van de in te houden bedrijfsvoorheffing komt dus overeen met 16,5% van het inkomen dat aan de de niet-inwoner wordt toegekend.

Concreet betekent dit dat de instelling*** die titularissen van vrije beroepen tewerkstelt in België zijn sociaal secretariaat zal opdragen om voorheffing in te houden op hun erelonen – ook al zijn ze niet periodiek en zelfs als ze het onderwerp uitmaken van facturen -, en om jaarlijks een fiche 281.30 (en niet meer 281.50) op te stellen, bij gebreke van wat het volledige bedrag van de misgelopen voorheffing, vermeerderd met een administratieve geldboete (en nalatigheidsinteresten), bij haar gevorderd zal kunnen worden door de fiscus.

Voor zijn deel zal de werker bij iedere afsluiting een afrekening ontvangen, met daarop het bedrag dat aan hem dient betaald te worden en het bedrag van de ingehouden voorheffing.

De ontdoken bedrijfsvoorheffing sinds 1 maart 2013 kan – en moet zelfs volgens ons – geregulariseerd worden, middels recuperatie op de nog verschuldigde erelonen en onmiddellijk betaald worden aan de Staat.

De betroffen beoefenaars van een vrij beroep moeten natuurlijk hun belastingen in België betalen – en niet in hun land van woonst, behalve voor wat betreft de inkomsten met oorsprong in dat land!

Blijft de netelige vraag betreffende de onderhevigheid aan RSVZ… dwingend uitvloeisel van inkomsten van een zelfstandige.
__________________
* Artikel 227, wIb 92 (aj. 2012)
Aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen :
1° niet-rijksinwoners, met inbegrip van de in artikel 4 vermelde personen ;
2° buitenlandse vennootschappen, zomede verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een vennootschap naar Belgisch recht en die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben ;
3° vreemde Staten, staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan, alsmede alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend met in artikel 182 , vermelde verrichtingen bezighouden.
** Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (1)ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 :
– artikel 245, tweede lid, gewijzigd bij de Programmawet (I) van 24 december 2002;
– artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, bij de programmawet (I) van 24 december 2002 en bij de wet van 22 december 2008;
– artikel 275, §§ 1 en 2;
– artikel 469, gewijzigd bij de wet van 15 maart 1999 en bij de programmawet (I) van 24 december 2002;
Gelet op het KB/WIB 92 :
– artikel 80, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 december 2003;
– artikel 87, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993, 22 oktober 1993, 10 januari 1997, 20 mei 1997, 5 december 1997, 24 juni 1999, 15 december 2003, 23 januari 2004 en 14 april 2009;
– artikel 88;
– artikel 93, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 2007;
– bijlage III, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 december 2012;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende :
– dat de wet van 13 december 2012 een nieuwe categorie van belastbare beroepsinkomsten heeft ingevoerd;
– dat diezelfde wet tevens de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing heeft aangeduid;
– dat ter zake van de nieuwe beroepsinkomsten het toepasselijke tarief van de bedrijfsvoorheffing moet worden vastgesteld;
– dat dit besluit van toepassing moet zijn op de vanaf 1 maart 2013 betaalde of toegekende inkomsten;
– dat het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing;
– dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Artikel 87, 5°, van het KB/WIB 92, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 augustus 1993, wordt aangevuld als volgt :
« f) inkomsten vermeld in artikel 228, § 3, van hetzelfde Wetboek; ».
Art. 2. In bijlage III van het KB/WIB 92, vervangen bij koninklijk besluit van 11 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het opschrift van hoofdstuk V, afdeling 5, van de toepassingsregels van de bijlage III van het KB/WIB 92, worden de woorden « a tot c en e » vervangen door de woorden « a tot c, e en f;
b) in de tekst van nummer 5.24 van dezelfde toepassingsregels worden de woorden « a tot c en e » vervangen door de woorden « a tot c, e en f »;
c) hetzelfde nummer 5.24 wordt aangevuld met de bepaling onder e, luidende :
« e) 33 pct. (16,5 pct. na aftrek van een forfaitair bedrag voor kosten dat gelijk is aan 50 pct.) van het brutobedrag voor de inkomsten bedoeld in artikel 87, 5°, f. Het bedrag van die voorheffing wordt evenwel beperkt tot het maximumbedrag aan bronheffing waarin het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag voorziet. » .
Art. 3. Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 maart 2013 betaalde of toegekende inkomsten.
Art. 4. De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
S. VANACKERE

*** Merkwaardig genoeg zou deze verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden zich ook op het RIZIV betrekken en vooral op de VI – in hun hoedanigheid van debiteur van de inkomsten – als de niet-inwonende zorgverstrekker zijn inkomsten in eigen naam ontvangt (GVVH mod. A en E) : maar zijn ze wel op de hoogte ? En de patiënten zelf ?

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.