Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Koninklijk besluit van 9 mei 2008 tot bepaling van de werkingsregels en het Procedurereglement van de Kamers van eerste aanleg en van de Kamers van beroep bij de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV

19/06/2012 by admin

J U S T E L     –     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Einde Franstalige versie
belgiëlex . be     –     Kruispuntbank Wetgeving

Titel
9 MEI 2008. – Koninklijk besluit tot bepaling van de werkingsregels en het Procedurereglement van de Kamers van eerste aanleg en van de Kamers van beroep bij de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV.

Bron : SOCIALE ZEKERHEID
Publicatie : 20-06-2008 nummer : 2008022275 bladzijde : 31814   BEELD
Dossiernummer : 2008-05-09/72
Inwerkingtreding : 30-06-2008 (Art.22)

Inhoudstafel Tekst Begin
HOOFDSTUK I. – Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. – De aanhangigmaking.
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. – De griffie en de rol.
Art. 7-11
HOOFDSTUK IV. – De verklaring van verschijning.
Art. 12
HOOFDSTUK V. – De mededeling van stukken.
Art. 13-14
HOOFDSTUK VI. – De conclusies.
Art. 15-17
HOOFDSTUK VII. – De zittingen.
Art. 18-20
HOOFDSTUK VIII. – Slotbepalingen.
Art. 21-23

Tekst Inhoudstafel Begin
HOOFDSTUK I. – Algemene bepalingen.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° de gecoördineerde wet : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
2° griffie : de griffie van de Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep, bedoeld in artikel 145, § 3, tweede lid van de gecoördineerde wet;
3° voorzitter : de magistraat bedoeld in artikel 145, § 1, tweede lid, 1°, van de gecoördineerde wet of artikel 145, § 1, derde lid, 1°, van dezelfde wet;
4° verzoekende partij : de verzoeker of zijn raadsman.

Art. 2. Met uitzondering van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, vermeld elke partij in een procedure voor de Kamers van eerste aanleg of beroep, haar wettelijke of gekozen woonplaats in België, in het eerste ingediende procedurestuk.
Elke wijziging van woonplaats wordt onmiddellijk aan de griffie meegedeeld met een ter post aangetekende brief, met vermelding van het rolnummer van het beroep waarop de wijziging betrekking heeft.
Iedere kennisgeving, mededeling, oproeping, gericht aan de vorige woonplaats en daterend van vóór de ontvangst van voornoemde ter post aangetekende brief, wordt als regelmatig beschouwd.

HOOFDSTUK II. – De aanhangigmaking.

Art. 3. Bij de Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep worden de betwistingen, bedoeld in artikel 144, §§ 2 en 3, van de gecoördineerde wet, aanhangig gemaakt bij verzoekschrift, gericht aan de voorzitter en toegezonden met een ter post aangetekende brief of ter griffie neergelegd tegen ontvangstbewijs.

Art. 4. Op straffe van onontvankelijkheid, wordt het verzoekschrift gedateerd en ondertekend door de verzoekende partij en bevat de volgende vermeldingen :
1° de naam, voornaam, beroepscategorie en woonplaats van de verzoekende partij;
2° het voorwerp van de eis of het beroep en de vermelding van de feiten en de middelen;
3° de naam, voornaam, beroep en woonplaats van de tegenpartij.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 3°, volstaat bij rechtspersonen de vermelding van hun benaming, juridische aard en maatschappelijke zetel.

Art. 5. De verzoekende partij voegt aan haar verzoekschrift zoveel afschriften toe als het aantal tegenpartijen in de zaak, alsook een inventaris van de ingeroepen stukken tot staving van haar verzoekschrift.
De verzoekende partij zendt tegelijkertijd met de neerlegging van haar verzoekschrift, ter informatie ook een afschrift hiervan aan de tegenpartijen.
In de gevallen bedoeld in artikel 144, § 2, 2°, 3° en § 3, 1° en 2°, van de gecoördineerde wet, voegt de verzoekende partij aan haar verzoekschrift een afschrift bij van de betwiste beslissing.

Art. 6. Verzoeken of beroepen kunnen als samenhangend behandeld worden, wanneer zij onderling zo verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen in te leiden en te beoordelen, ten einde oplossingen te vermijden die onverenigbaar zouden kunnen zijn, wanneer de zaken afzonderlijk worden berecht.
In de gevallen bedoeld in artikel 144, § 2, 1° en 3°, van de gecoördineerde wet, kan de Leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle verschillende verzoeken of beroepen, betreffende meerdere zorgverleners, met éénzelfde verzoekschrift, aanhangig maken bij de Kamers van eerste aanleg, voor zover deze verzoeken of beroepen samenhangend zijn.

HOOFDSTUK III. – De griffie en de rol.

Art. 7. De Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep worden bijgestaan door één gemeenschappelijke griffie, bestaande uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling, die ook bevoegd is voor de dossiers die in het Duits moeten afgehandeld worden.
De partijen en hun raadslieden kunnen er, gedurende de openingsdagen van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, het proceduredossier inkijken van de zaak die hen aanbelangt.

Art. 8. § 1. De griffie houdt voor elk rechtscollege een algemene rol bij, waarop alle zaken in de volgorde van aanbieding ingeschreven worden, binnen acht dagen volgend op de ontvangst van het verzoekschrift.
Aan iedere zaak wordt een rolnummer toegekend, bestaande uit twee letters gevolgd door twee cijferreeksen, gescheiden met een streepje.
Voor de zaken ingeschreven op de rollen van de Nederlandstalige kamer van eerste aanleg en de kamer van beroep, zijn de twee letters respectievelijk NA en NB.
Voor de zaken ingeschreven op de rollen van de Franstalige kamer van eerste aanleg en de kamer van beroep, zijn de twee letters respectievelijk FA en FB.
Voor de zaken die in het Duits ingeleid werden, zijn de twee letters respectievelijk DA en DB.
Voor de zaken ingeschreven op de rollen van de Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep, betreft de eerste reeks van drie cijfers de numerieke volgorde van inschrijving en de tweede cijferreeks stemt overeen met de twee laatste cijfers van het kalenderjaar.
§ 2. Binnen acht dagen na de inschrijving op de rol, verwittigt de griffie de verzoekende partij en de tegenpartijen aan wie een voor eensluidend verklaard afschrift van het verzoekschrift bezorgd wordt.
Aan de partijen wordt binnen acht dagen ook een voor eensluidend afschrift toegezonden van alle beslissingen, beschikkingen of maatregelen, uitgesproken of bevolen door het rechtscollege bij wie de zaak aanhangig is. Voor de kennisgeving van andere procedurestukken geldt dezelfde termijn.
Alle kennisgevingen, adviezen, oproepingen of mededelingen van de griffie worden verzonden met een ter post aangetekende brief of rechtstreeks aan de bestemmeling overhandigd tegen ontvangstbewijs.
§ 3. De griffie verzekert permanent de organisatie van de vaststellingen, onder leiding van de voorzitter van het rechtscollege bij wie de zaken aanhangig zijn.

Art. 9. De rol van elk rechtscollege wordt door de griffie schriftelijk of elektronisch bijgehouden.
De rol vermeldt minstens voor elke zaak die er op ingeschreven is :
1° de namen, voornamen, beroepen en de woonplaatsen van de partijen;
2° de volledige identiteitsgegevens van de eventuele raadslieden van de partijen;
3° de kamer aan wie de zaak werd toegewezen;
4° in het geval van hoger beroep, de instantie die, of het rechtscollege dat de betwiste beslissing heeft genomen en de datum van die beslissing.
Voor de toepassing van het tweede lid, 1°, wordt de identiteit van de rechtspersoon vermeld overeenkomstig artikel 4.

Art. 10. Voor de zaken ingeschreven op de rollen van de Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep wordt een proceduredossier samengesteld, dat op de griffie bewaard blijft.
Het proceduredossier bevat in het bijzonder :
1° de gedinginleidende stukken en de ter ondersteuning neergelegde stavingsstukken;
2° de door de partijen neergelegde bijkomende stukken tijdens de afhandeling van het geding;
3° de kennisgeving, conclusies en memories van de partijen;
4° de processen-verbaal van de terechtzittingen of de onderzoeksmaatregelen bevolen door de voorzitter, in het bijzonder de verschijning van de getuigen of de aanwijzing van deskundigen, alsook alle andere stukken opgesteld door de voorzitter;
5° het stuk betreffende de eedaflegging van de deskundige en de getuigen;
6° de verslagen opgesteld bij uitvoering van de voorlopige maatregelen bedoeld in artikel 16, § 3;
7° het onderzoeksdossier opgesteld door de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle;
8° de uitgesproken beslissingen in de zaak.

Art. 11. De partijen kunnen zich een afschrift laten afleveren van de stukken uit het proceduredossier.
De kosten van het afschrift en de modaliteiten voor aflevering wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument of een document met milieu-informatie.

HOOFDSTUK IV. – De verklaring van verschijning.

Art. 12. § 1. De verwerende partij of de geïntimeerde deelt de griffie een verklaring van verschijning mee, of legt deze neer, binnen vijftien dagen volgend op de kennisgeving van de inschrijving van de zaak op de rol van de Kamers van eerste aanleg of de Kamers van beroep.
§ 2. De verklaring van verschijning vermeldt :
1° de identiteit, de beroepscategorie en de woonplaats of de zetel van de partij die verklaart te verschijnen en van haar eventuele raadslieden;
2° de beroepscategorie waartoe de zorgverlener verklaart te behoren, overeenkomstig artikel 145, § 1, vierde lid, van de gecoördineerde wet.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, wordt de identiteit van de rechtspersoon vermeld overeenkomstig artikel 4.

HOOFDSTUK V. – De mededeling van stukken.

Art. 13. De partijen zullen de stukken die zich nog niet in het proceduredossier bevinden mededelen alvorens ze te gebruiken.
De verzoekende partij moet deze mededeling doen binnen vijftien dagen na de kennisgeving door de griffie van de inschrijving van de zaak op de rol. Voor de tegenpartij geldt dit vanaf de mededeling van haar conclusies.
Alle memories, nota’s, stukken en verzoekschriften, niet meegedeeld uiterlijk op hetzelfde tijdstip als de conclusies, worden ambtshalve uit de debatten geweerd.

Art. 14. De mededeling van de stukken gebeurt ofwel met een ter post aangetekende brief, ofwel door de neerlegging van de stukken ter griffie tegen ontvangstbewijs, waar de partijen ze ter plaatse zullen kunnen raadplegen en zich zonodig afschriften laten afleveren, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 11, tweede lid. De stukken zijn vooraf ingebonden en geïnventariseerd.

HOOFDSTUK VI. – De conclusies.

Art. 15. De partijen zenden het origineel van hun conclusies naar de griffie, of leggen dit daar neer tegen ontvangstbewijs.
De partijen vermelden in hun conclusies het rolnummer van de zaak.
De inventaris van de stukken wordt aan de conclusies toegevoegd.
De conclusies van de partijen vermelden hun naam, voornaam en woonplaats en zijn ondertekend door de partij of haar raadsman, wanneer deze laatste advocaat is. De identiteit van de rechtspersoon wordt vermeld overeenkomstig artikel 4.

Art. 16. Alle conclusies worden ter informatie aan de tegenpartij of haar raadsman gezonden, ten laatste op het ogenblijk dat deze ook aan de griffie worden gezonden of daar neergelegd.

Art. 17. § 1. De verweerder of geïntimeerde beschikt over drie maanden om antwoordconclusies aan de griffie mee te delen.
De verzoeker beschikt over drie maanden om zijn repliekconclusies neer te leggen.
De verweerder of geïntimeerde heeft één maand om eventueel aanvullende conclusies op te stellen.
De bovenvernoemde termijnen worden gerekend, vanaf de kennisgeving door de griffie van de desbetreffende stukken, binnen vijftien dagen na hun neerlegging of ontvangst op de griffie.
Wanneer de voornoemde termijnen aflopen tijdens de periode van 1 juli tot 31 augustus, worden deze verlengd tot 15 september.
§ 2. De laattijdig neergelegde conclusies worden ambtshalve uit de debatten geweerd, waarna de procedure onafgebroken wordt voortgezet.

HOOFDSTUK VII. – De zittingen.

Art. 18. § 1. Wanneer de zaak in staat van wijzen is worden de partijen, in naam van de voorzitter, door de griffie opgeroepen om te verschijnen. De adviserend geneesheren, de geneesheren en apothekers-inspecteurs, de verpleegkundigen-controleurs, de sociaal controleurs en de betrokken zorgverleners worden opgeroepen met een ter post aangetekende brief. Hun raadslieden en de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, met een gewone brief.
De oproeping wordt ten laatste één maand vóór de zittingsdatum verzonden.
§ 2. De debatten voor de Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep verlopen openbaar, voor zover deze openbaarheid geen afbreuk doet aan de openbare orde, de goede zeden of het beroepsgeheim.
Ten laatste één week vóór de openbare terechtzitting, moet de belanghebbende partij op een gemotiveerde wijze vragen dat de zitting achter gesloten deuren zou plaatsvinden. Na de andere partijen hiervoor te hebben gehoord, beraadslaagt de bevoegde Kamer achter gesloten deuren en deelt haar beslissing mee.
De beslissing tot niet openbaarheid van de zitting is gemotiveerd.
§ 3. De Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep kunnen alle mogelijke maatregelen bevelen, alvorens recht te doen.

Art. 19. § 1. De voorzitter van de bevoegde kamer kan altijd de verschijning in persoon van de partijen bevelen.
§ 2. Behalve wanneer zij rechtsgeldig verhinderd is, belet de niet verschijning van een nochtans regelmatig opgeroepen partij, de bevoegde kamer niet de zaak te onderzoeken en zich rechtsgeldig uit te spreken over het geschil dat haar wordt voorgelegd.
§ 3. Na de pleidooien en de eventuele replieken, sluit de voorzitter de debatten.
De beslissing tot het sluiten van de debatten wordt op het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.
§ 4. Wanneer de voorzitter de zaak in beraad neemt voor uitspraak van de beslissing, stelt hij hiervoor een datum vast binnen zes weken te rekenen vanaf de sluiting van de debatten.
Wanneer de uitspraak niet binnen deze termijn kan gebeuren, wordt de reden van de vertraging op het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.
§ 5. De Kamers van eerste aanleg en de Kamers van beroep beraadslagen achter gesloten deuren; het geheim van de beraadslaging wordt gewaarborgd.
§ 6. De beslissingen zijn gemotiveerd en worden door de voorzitter in openbare terechtzitting uitgesproken. Zij worden ondertekend door de voorzitter en de vertegenwoordiger van de griffie die hem bijstaat.

Art. 20. Binnen acht dagen, volgend op de uitspraak van de beslissing, zendt de griffie een voor eensluidend verklaard afschrift met een ter post aangetekende brief aan de adviserend geneesheren, de geneesheren en apothekers-inspecteurs, de verpleger-controleurs, de sociaal controleurs en de betrokken zorgverleners. Aan de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wordt een voor eensluidend verklaard afschrift toegezonden met een gewone brief. De raadslieden van de partijen ontvangen een afschrift van de beslissing met een gewone brief.
Overeenkomstig artikel 156 van de gecoördineerde wet, hebben de beslissingen uitwerking vanaf de kennisgeving ervan.
De brief waarmee kennis wordt gegeven van de beslissing, vermeldt de mogelijkheid tot het instellen van een hoger beroep voor een Kamer van beroep, wanneer de toegezonden beslissing werd uitgesproken door een Kamer van eerste aanleg, of een administratief cassatieberoep bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, wanneer de toegezonden beslissing werd uitgesproken door een Kamer van beroep. Deze brief bevat een korte beschrijving van de termijnen en de te vervullen formaliteiten om het hoger beroep in te stellen.
Wanneer de beroepstermijn aanvangt en afloopt tussen 1 juli en 31 augustus, wordt hij verlengd tot 15 september van het lopende jaar. Deze bepaling is echter niet van toepassing op de beroepstermijn in een administratief cassatieberoep bij de Raad van State.

HOOFDSTUK VIII. – Slotbepalingen.

Art. 21. De reeds vóór de inwerkingtreding van dit besluit ingestelde beroepen, worden afgehandeld overeenkomstig de volgende bepalingen :
§ 1. De partijen beschikken over de hiernavermelde termijnen om het dossier in staat van wijzen te brengen :
1° de geïntimeerde heeft één maand om op de akte van beroep te antwoorden;
2° de verzoeker in beroep heeft één maand om op de besluiten van de wederpartij te antwoorden;
3° de geïntimeerde heeft vijftien dagen voor zijn wederantwoord.
§ 2. De in § 1 bedoelde conclusietermijnen kunnen op verzoek van minstens één partij door de voorzitter van de Kamer worden gewijzigd.
Het verzoek wordt gericht aan de voorzitter door middel van een verzoekschrift dat de reden bevat waarom hij andere termijnen zou moeten bepalen en dat de gewenste termijnen aangeeft.
Het is ondertekend door de raadsman van de partij indien hij advocaat is of, wanneer dat niet het geval is, door de partij zelf, en neergelegd op de griffie in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door de griffie met een aangetekende brief aan de partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun raadslieden.
De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de aangetekende brief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de voorzitter doen toekomen.
Binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in het voorgaande lid of na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle betrokken partijen, doet de voorzitter van de Kamer uitspraak op stukken, behalve wanneer hij het noodzakelijk acht de partijen te horen, in welk geval zij met een aangetekende brief opgeroepen worden; de beschikking wordt binnen acht dagen na de zitting gewezen.
De voorzitter van de Kamer bepaalt de termijnen om conclusie te nemen en de rechtsdag. Tegen de beschikking staat geen enkel rechtsmiddel open.
De conclusies die zijn medegedeeld na het verstrijken van de termijnen bedoeld in het vorige lid, worden ambtshalve uit de debatten geweerd.
§ 3. De partijen moeten hun stukken aan elkaar mededelen, alvorens er gebruik van te maken; anders wordt de rechtspleging ambtshalve geschorst.
De mededeling geschiedt door het neerleggen van de stukken op de griffie. De stukken worden vooraf door de partij of haar raadsman gebundeld en op een inventaris ingeschreven.
De mededeling kan ook in der minne en zonder formaliteiten geschieden. In elk geval moeten de stukken aan de griffie worden toegezonden of er neergelegd terzelfdertijd als zij worden meegedeeld aan de andere partijen.
De partijen geven de stukken terug uiterlijk binnen de termijn die hun gesteld is om hun conclusies te nemen. De niet medegedeelde stukken worden uit de debatten geweerd.
§ 4. de partijen zenden het origineel van hun conclusies aan de griffie of leggen ze aldaar neer. Zij kunnen een ontvangstbewijs vragen.
De conclusies van de partijen moeten hun naam, voornaam en woonplaats vermelden. De rechtspersonen delen de identiteit mee van de natuurlijke personen die zijn organen zijn.
Alle conclusies worden aan de tegenpartij of aan haar raadsman gezonden terzelfdertijd als zij op de griffie worden neergelegd. De neerlegging van de conclusies op de griffie geldt als kennisgeving.
Alle memories, nota’s en stukken die niet ten laatste uiterlijk tegelijk met de conclusies zijn meegedeeld, worden ambtshalve geweerd uit de debatten.

Art. 22. De artikelen 310bis tot 310decies van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 2004, worden opgeheven.

Art. 23. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Firenze, 9 mei 2008.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX.

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 144, hersteld bij de wet van 21 december 2008, en artikel 145, hersteld bij de wet van 24 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 310quater tot 310decies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 2004;
Gelet op de adviezen van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, gegeven op 31 augustus 2007, 26 oktober 2007 en 21 december 2007;
Gelet op het advies 44.065/l van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Begin Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Franstalige versie

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.