Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Werden de rechtscolleges van het RIZIV uit hun bevoegdheden ontzet door het Sociaal Strafwetboek ?

27/01/2012 by Dr R. BOURGUIGNON

Het is geweten dat het Sociaal Strafwetboek in voege getreden is op 1 juli 2011… vermits de wet die haar ontworpen heeft deze laatste voorzien heeft bij gebrek aan een eerdere datum zoals bepaald door de regering. Echter, België had destijds geen volwaardige regering !

Maar dat is niet de kwestie : het Sociaal Strafwetboek bevat het geheel van strafrechtelijke verplichtingen met betrekking tot het sociaal recht. En het sociaal recht omvat het arbeidsrecht, het recht op sociale zekerheid – waaronder de GVU wet -, enz.

En net daar ligt het probleem : artikels 170 tot 173 van de GVU wet worden tenietgedaan door het Sociaal Strafwetboek, artikel 163 is gewijzigd en vooral artikel 169 werd vervangen als volgt :

Art. 169. [W – Wet 24-12-99 – B.S. 31-12 – ed. 3; W – Wet 19-12-08 – B.S. 31-12 – ed. 3 – art. 44; W – Wet(div)(1) 19-5-10 – B.S. 2-6 – ed. 2 – art. 22; V – Wet 6-6-10 – B.S. 1-7 – ed. 1 – art. 79](°)

[De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.

De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]

Echter, het Sociaal strafwetboek bepaalt in artikel 225, toepasbaar op « beoefenaars van de geneeskunst » :

Art. 225. Verplichtingen van de beoefenaars van de geneeskunst

Met een sanctie van niveau 2 worden bestraft :

1° de beoefenaars van de geneeskunst, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen, de paramedische medewerkers, de beheerders van rustoorden voor bejaarden en de beheerders van de verzorgingsinrichtingen die weigeren aan de rechthebbenden de bescheiden uit te reiken die zijn voorgeschreven door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en de uitvoeringsbesluiten en -verordeningen ervan;

2° de geneesheren, de tandheelkundigen, de vroedvrouwen, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen, de paramedische medewerkers en de beheerders van verzorgingsinrichtingen die de honoraria en prijzen niet in acht nemen die zijn vastgesteld met toepassing van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel;

3° de beoefenaars van de geneeskunst, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen en de paramedische medewerkers die een getuigschrift voor verstrekte hulp uitreiken terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van de voormelde wet van 14 juli 1994 en de uitvoeringsbesluiten en -verordeningen ervan.

Een sanctie van niveau 2 wordt omschreven in artikel 101 van het Sociaal Strafwetboek :

Art. 101. Sanctieniveaus

De inbreuken bedoeld in Boek 2 worden bestraft met een sanctie van niveau 1, niveau 2, niveau 3 of niveau 4.

De sanctie van niveau 1 bestaat uit een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro.

De sanctie van niveau 2 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro.

En als de strafrechtelijke boetes opgelegd worden door de repressieve rechtscolleges, dan is het het Arbeidsauditoraat – en niet de rechtscolleges van het RIZIV – degene die de transactionele administratieve boetes oplegt.

Wat betreft de terugvordering van de ten onrechte betaalde prestaties, dat bestaat gewoonweg niet in het Sociaal strafwetboek…

We zullen trachten om deze problematiek die omstaan is door deze « flater van de wetgever » te omvatten – want hij is omvangrijk – met behulp van : A. een parlementaire vraag, B. een wetsvoorstel tot herstelling (en geen wetsprojekt, omdat de regering toen er een van lopende zaken was) en C. een recente beslissing van de Kamer van beroep van het RIZIV.

A. PARLEMENTAIRE VRAAG*

Op 1 juli 2010 werd het Sociaal Strafwetboek in het Staatsblad gepubliceerd, een jaar later, op 1 juli 2011 trad het in werking.

Vanaf de inwerkingtreding van het wetboek kunnen zorgverleners (en hun gelijkgestelden) die een inbreuk begingen in het kader van de verplichte ziekteverzekering niet meer bestraft worden met de specifieke sancties uit de wet van het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Ze kunnen enkel nog bestraft worden met de sanctie die bepaald is in het Sociaal Strafwetboek, t.t.z. een boete van maximaal 500 euro (sanctie niveau 4).

De regering in lopende zaken tracht deze vergissing recht te zetten via het wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en van het Sociaal Strafwetboek. Helaas wordt het RIZIV ondertussen geconfronteerd met het algemeen rechtsbeginsel dat zwaardere straffen niet met terugwerkende kracht kunnen opgelegd worden.

Mijn vragen aan de geachte minister:

1. Hoeveel dossiers lastens zorgverstrekkers (en gelijkgestelden) zijn er momenteel hangend (onderzoek is afgerond maar er is nog geen sanctie uitgesproken) bij de diensten van het RIZIV (ter herinnering het gaat om de dossiers in het kader van de artikelen 73, 73bis, 138 tot 140, 142 tot 146bis, 150, 156, 157, 164 en 174 van de wet van 14 juli 1994) ?

2. Spreekt het RIZIV momenteel nog sancties uit lastens zorgverstrekkers (en gelijkgestelden) ?

3. Werden de hangende dossiers doorgestuurd door het RIZIV naar de bevoegde arbeidsauditeurs met het oog op de toepassing van de sanctie van niveau 4 uit het Sociaal Strafwetboek ?

4. Komen ook de terugvorderingen ten aanzien van de betrokken zorgverleners (en gelijkgestelden) in het gedrang ?

4. Kan u een raming maken van de minderinkomsten voor de staat ten gevolge van deze legislatieve vergissing ?

B. WETSVOORSTEL TER HERSTELLING**

TOELICHTING

DAMES EN HEREN,

Dit wetsvoorstel strekt ertoe een gedeeltelijke overlapping op het niveau van de inbreuken en de beoogde personen zoals bepaald in artikel 225,3 ° van het Sociaal Strafwetboek en artikel 169 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van 14 juli 1994 weg te werken. Door de gezondheidswetten van 2006 en 2008 werd een specifiek systeem inzake geschillenregeling ingevoerd tussen de zorgverleners en de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het RIZIV. Dit systeem werd impliciet, zonder dat de wetgever de bedoeling had, opgeheven bij de invoering van het Sociaal Strafwetboek. Hieraan wensen de indieners tegemoet te komen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Art. 2

De wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (BS, 1 juli 2010), is in werking getreden op 1 juli 2011.

Deze wet heeft evenwel totaal onverwachte gevolgen, zonder enige twijfel niet gewild door de wetgever.

Door de Gezondheidswetten van 2006 en 2008, die de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 wijzigen, heeft de wetgever een nieuw specifi ek systeem inzake geschillenregeling ingevoerd tussen de zorgverleners en de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het RIZIV.

Artikel 79 van de wijzigende bepalingen van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (BS, 1 juli 2010, in het bijzonder blz. 43786), heeft artikel 169 van de op 14 juli 1994 gecoördineerde VGVU-wet gewijzigd.

Volgens dit artikel 169 van de op 14 juli 1994 gecoordineerde VGVU-wet zoals gewijzigd door voornoemd artikel 79, worden de inbreuken op de VGVU-wet en zijn uitvoeringsbesluiten, opgespoord en vastgesteld door de inspecteurs van de DGEC lastens zorgverleners, waardoor de daaruit voortvloeiende geschillen met de voornoemde zorgverleners, de weg zouden volgen van de inbreuken opgenomen in het Sociaal Strafwetboek.

Het systeem dat werd ingesteld door de Gezondheidswetten van 2006 en 2008 dat in specifieke maatregelen en procedures voorzag die het recht op een eerlijk proces waarborgen voor de instanties en administratieve rechtscolleges die daarvoor speciaal werden ingesteld (Leidend ambtenaar, Kamer van eerste aanleg, Kamer van beroep en administratief cassatieberoep bij de Raad van State) en waarbinnen de beoordeling van de medische aspecten essentieel is, zou daardoor meteen worden opgeheven.

Dit is overduidelijk nooit de bedoeling geweest van de wetgever.

Enkel het opsporen en de vaststelling van inbreuken zou voortaan moeten onderworpen worden aan de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek, in die mate dat dit laatste de wet van 16 november 1972 houdende de arbeidsinspectie opheft, die als wettelijke basis gold voor de opdrachten van de inspecteurs van de DGEC.

Een andere regeling moet getroffen worden voor wat de toepasselijke sancties betreft.

De specifieke inbreuken waarin de Gezondheidswetten van 2006 en 2008 voorzien kunnen niet tegelijkertijd beteugeld worden door de in die wetten bepaalde maatregelen (terugbetaling van het onverschuldigde en administratieve geldboetes) én door de sancties (strafrechtelijke en administratieve geldboetes) bepaald in het Sociaal Strafwetboek.

Mocht dit wel het geval zijn, zou dit een miskenning inhouden van de rechtspraak, in het bijzonder die van het Europees Hof voor de rechten van de Mens, dat het principe “non bis in idem” huldigt.

Bovendien biedt het ingevoerde systeem door de Gezondheidswetten van 2006 en 2008 een aanzienlijk voordeel met betrekking tot de vereenvoudiging en de centralisatie, doordat het luik “terugvordering van het onverschuldigde” en het aspect “administratieve geldboete” gelijktijdig kunnen behandeld worden voor dezelfde instantie.

Art. 3

Het is aangewezen artikel 225, 3°, van het Sociaal Strafwetboek op te heffen.

Wat de verplichtingen van de zorgverleners betreft, bepaalt deze tekst dat de beoefenaars van de geneeskunst, de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen en de paramedische medewerkers, die een getuigschrift voor verstrekte hulp uitreiken, terwijl niet is voldaan aan de hen opgelegde bepalingen door de genoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en haar uitvoeringsbesluiten en verordeningen, bestraft worden met een sanctie van niveau 2.

Er bestaat een gedeeltelijke overlapping op het niveau van de bedoelde inbreuken en de beoogde personen met het systeem ingevoerd door de Gezondheidswetten van 2006 en 2008 tot wijziging van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.

Enerzijds wordt dit soort van inbreuken reeds geviseerd en beteugeld volgens de bepalingen en procedures van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, als gewijzigd door de Gezondheidswetten van 2006 en 2008 (Cfr. artikel 73bis, eerste lid, 2° en artikel 142, § 1, 2°).

Anderzijds beoogt artikel 225, 3°, van het Sociaal Strafwetboek enkel het afl everen van niet conform de reglementering opgestelde getuigschriften voor verstrekte hulp en heeft bijgevolg een ratione materiae beperkter toepassingsgebied dan de op 14 juli 1994 gecoördineerde VGVU-wet in artikel 73bis.

Tenslotte beoogt voornoemd artikel 225, 3°, van het Sociaal Strafwetboek slechts een deel van de zorgverleners (in de zin van artikel 2 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994) en betreft niet de ziekenhuizen, de revalidatiecentra, en de andere diensten en instellingen en de “geassimileerde” zorgverleners in de zin van artikel 2, n, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.

Dit zou leiden tot een ongelijke behandeling tussen bepaalde categorieën van zorgverleners, waarbij de ene zou kunnen worden gesanctioneerd overeenkomstig voornoemd artikel 225, 3°, van het Sociaal Strafwetboek en de andere op basis van de bepalingen van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.

De opheffing van artikel 225, 3°, van het Sociaal Strafwetboek heeft dus niet tot gevolg dat deze inbreuk niet langer beteugeld wordt. Na de opheffing van dat artikel zal dat gebeuren via artikel 73bis, eerste lid, 2°, en artikel 142, § 1, 2°, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, wat het opleggen van adequatere maatregelen toelaat.

C. BESLISSING VAN DE KAMER VAN BEROEP (vertaling)***

Het sociaal strafwetboek is in voege getreden op 1 juli 2011. Krachtens haar artikel 225, betreffende de verplichtingen van zorgverleners worden bestraft met een sanctie van niveau 2, … 3° de beoefenaars van de geneeskunst … die een getuigschrift voor verstrekte hulp uitreiken terwijl niet voldaan is aan de hen opgelegde bepalingen betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en haar uitvoeringsbesluiten en verordeningen. Betreffende het invoegetreden rijzen er vragen : Is het strafwetboek van toepassing in dit gegeven geval ? Indien ja, zijn de feiten verjaard ? En desgevallend kan het RIZIV nog de ten onrechte betaalde prestaties terugvorderen ? Er dient een heropening van de debatten verordend te worden om de partijen de mogelijkheid te geven zich ter zake uit te spreken.
________________
* Schriftelijke vraag n°5-3867 van 1 december 2011 van Inge Faes (N-VA) aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, heringevoerd als : schriftelijke vraag 5-4147 (Vraag gesteld in het Nederlands)
** Wetsvoorstel tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek en van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 ingediend door Servais Verherstraeten c.s.
*** Beslissing van 19 januari 2012 van de Voorzitter van de (Franstalige) Kamer van beroep Philippe Laurent

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.